ALGEMEEN

Neolithicum.

De Nieuwe Steentijd omvat de laatste periode van de steentijd (5.300-2.000 v.Chr.). De technologie was wel nog gebaseerd op steen maar de mensen ruilden het jagen en verzamelen in voor voedselvoorziening gebaseerd op akkerbouw en veeteelt. Die overgang is een van de meest ingrijpende in de ontwikkeling van de menselijke samenleving. Door een steeds groter belang van de landbouw veranderde de relatie tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving van een relatie van afhankelijkheid  en gelijkwaardigheid naar een waarbij de mens steeds meer de natuur gaat overheersen.

De eerste boeren de Bandkeramiekers (LBK) arriveren in Zuid Limburg rond 5.300 v. Chr. Hun latere opvolgers de mensen uit de Michelsbergcultuur hadden behoefte aan een goede kwaliteit grondstoffen voor bijlen, die dienden voor houthakkers- en timmerwerk. Zij vonden die in “vuursteenbank 10” in de kalksteen van Lanaye, onderdeel van de formatie van Gulpen uit het Boven-Krijt in het gebied tussen Rijckholt en Sint Geertruid. Ze vonden die aanvankelijk in dagbouw vanuit de Schoone Grub en het Grand Atelier. Later door middel van verticale schachten met een doorsnee van 1-1,5 meter en variĆ«rend in diepte tussen 4 meter op de hellingen en 12 meter op het plateau.