FLORA

Uit "De Natuurgids" Olaf Op den Kamp.

Het Savelsbos is qua voorjaarsflora een van de rijkste. Het Savelsbos kent verschillende bostypen met elk nun eigen karakteristieken. Het meest bijzondere stuk ligt rond de vuursteenmijn. Dit is een heel oude boskern, hetgeen af te leiden is uit de soortenrijke ondergroei en de boomlaag. Opvallend is het voorkomen van grote stukken lindenbos. Er groeien veel Winterlindes (Tillia cordata), uniek voor Nederland. Daarnaast, nog unieker, groeit er ook enkele Zomerlindes (Tillia platyphillos). Het  gezamenlijk voorkomen van beide lindes in de vrije natuur is in Nederland echt een unicum. De linden zijn herkenbaar aan de gladde stammen. Vaak zijn deze meerstammig, een gevolg van het vroegere hakhoutbeheer. De Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) zit hier aan de noordkant van zijn natuurlijke verspreidingsgebied. In de ondergroei staan planten van oude bossen zoals Bosanemoon (Anemone nemorosa). Bosanemoon verspreidt zich door het vormen van uitlopers en is dus bijna niet in staat nieuwe bossen te koloniseren. Verder staat er ook veel Gele anemoon (Anemone ranunculoides). Op de open piek vlakbij de vuursteenmijn groeit, als enige piek in Nederland, de Amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides). Speciaal voor deze lichtminnende soort wordt deze plek opengehouden. Daar profiteer! niet alleen Amandelwolfsmelk van, maar ook vele andere soorten zoals Leiietjevan dalen (Convallaria majalis),Veelbloemige salomonszegel (Polygonatum multiflorum), Eenbes (Paris quadrifolium) en Slanke sleutelbloem (Primula elatior). 's Zomers groeit er Viltig kruiskruid (Senecio erucifolius), Sint-Janskruid (Hypericum perforatum) en Echtevaleriaan (Valeriana repens). Andere soorten van oude bossen zijn Grote veldbies (Luzula sylvatica), Ruige veldbies (Luzula pillosa) en Bosbingelkruid (Mercurialis perennis).

De Schone Grub is een droogdal dat in de bloeitijd van Daslook (Allium ursinum) een van de mooiste delen van het bos vormt. Daslook laat geen enkele concurrent toe in haar dichte bestanden. Ongeveer twee tot drie weken na de bloei beginnen de bladeren te vergaan en ruikt het bos intensief naar uien. De voedingsstoffen die in de bladeren zitten opgeslagen komen dan vrij en in plaats van de Daslook verschijnen allerlei triviale, stikstofminnende soorten. Het Bleeksporig bosviooltje (Viola riviniana) en het Donkersporig bosviooltje (Viola reichenbachiana) zijn beide veel aanwezig. Datzelfde geldt ook voor Muskuskruid (Adoxa moschatellina) en Speenkruid (Ranunculus ficaria). Op vochtige plekken groeit de Gulden boterbloem (Ranunculus auricomus). Een echte zeidzaamheid is de Bolletjeskers (Cardamine bulbifera). Drienerfmuur (Moehringia trinervis) en Bosereprijs (Veronica montana) groeien vaak langs bospaden. Langs de rand van het bos en op zonnige bospaden groeit Gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum). Op enkele plekken in het Eijsderbos wordt de bosbodem helemaal overdekt door Aalbessen (Ribes rubrum) met ertussen Wilde kruisbessen (Ribes uva-crispa).Waar Bosrank (Clematis vitalba) in de bomen hangt, krijgt het bos een oerwoudkarakter. Ook zijn veel bomen vaak van top tot teen met Klimop (Hedera helix) begroeid. Andere bijzondere planten zijn Zwarte rapunzel (Phyteuma nigra), Lievevrouwebedstro (Galium odoratum) en Ruig klokje (Campanula trachelium). Nabij de voormalige boswachterswoning de Beuk groeit Stinkend nieskruid (Helleborusfoetidus) in een grasland. Deze soort is hier niet inheems, maar ze doet het wel heel erg goed hier en heeft zich over de hele helling verspreid. In het bos bij de Beuk groeit veel Leiietje-van-dalen (Convallaria majalis). Verspreid in het bos liggen diverse kleine graslanden. Een daarvan is de Zure Dries, ten noorden van de Scheggelder Grub. Op de Zure Dries groeit heel veel Herfsttijioos (Colchicum autumnalis). Midden op het grasland groeit een Zuurbes (Berberis vulgaris). Ook staat er veel Aardbeiganzerik (Potentilla sterilis) en Glad parelzaad (Lithospermum officinale).

Lees meer >>