Verklaring bouwkundige termen

Travee
Een travee is een deel van een gebouw of gevel, dat bepaald wordt door de afstand tussen wee opeenvolgende steunpunten in de lengterichting van het gebouw. Bij een stenen gebouw worden die steunpunten gevormd door dragende muren. Bij vakwerk zijn dat de gebinten. Een gebint is de houtconstructie die loopt van de vloer tot de nok van het dak. De afstand tussen twee gebinten noemen we dus een travee of gebintvak. Een klassiek vakwerkhuis bestond uit drie traveeën.
Op de tekening zijn verder aangegeven:
1. Ankerbalkgebint
2. Gebintstijl , de verticale balk waarin de ankerbalk bevestigd is.
3. Wandstijl, een stijl die geen deel uitmaakt van een gebint en dus
    geen dragende functie heeft.

Ankerbalkgebint
Een gebint met twee verticale stijlen en een horizontale balk, de ankerbalk. Deze is aan beide zijden van de woning met een doorstekende pin in de stijlen bevestigd en daarachter verankerd met één of mee wiggen.

Dwarsdeelschuur
Dit type schuur staat meestal achter op de cour, dwars op het woonhuis en evenwijdig aan de straat. De poort bevindt zich midden in de lange gevel. Hierdoor kunnen beladen (oogst)wagens vanaf de cour zonder te draaien de schuur binnen rijden. Am de veldzijde van de schuur bevindt zich eveneens een poort waardoor de wagens, nadat hun lading is gelost, de schuur weer kunnen verlaten. Bij een langsdeelschuur bevinden de poorten zich in de kopgevels.

Segmentboogvensters
Dit type venster wordt boven afgesloten met een boog die minder dan een halve cirkel beschrijft. Vensters met afsluitingen van een halve cirkel worden rondboogvensters genoemd.


Voor meer informatie over de constructie, de historie en de ontwikkeling van de vakwerkbouw wordt verwezen naar het werk van Coen Eggen, Vakwerkbouw in Limburg, Weert 1999.